Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [29]Voor het aangezicht der Chaldeen; want zij vreesden voor hunlieder aangezicht, omdat Ismael, de zoon van Nethanja, Gedalia, den zoon van Ahikam, geslagen had, dien de koning van Babel over het land gesteld had. 29. Dat is, uit vrees, gelijk boven vs.9, vrezende dat de koning dezen moord aan hen allen zou willen wreken.